Wie was Don Bosco?

Ondanks dat onze scoutinggroep Don Bosco als beschermheilige heeft, zullen er maar weinigen iets van Don Bosco zelf weten. Zijn naam leeft nog wel, maar de persoon Don Bosco is bij de meesten vrijwel onbekend. En dat is toch zonde als je nagaat wat deze man, deze heilige, in zijn tijd voor de maatschappij en met name voor de jeugd heeft gedaan. Hij is begonnen met een omvangrijk werk en dat wordt vandaag nog steeds voortgezet. Vandaar dit verhaaltje, dat hier enige opheldering over zal geven.

 

Op 16 augustus 1815 werd te Becchi in Noord-Italië een jongetje, Giovanni Bosco, geboren. Hij was niet als de rest van de jeugd. Hij was een stuk verstandiger. Hij leerde lezen en schrijven en tussen het hoeden van de kudde studeerde hij. Reeds als kind stichtte hij een “Societá dell’ Allegria”, ofwel een jolly brotherhood. In feite was dit een padvindersgroep lang voordat Baden Powell hiermee begon. Hij was ervan overtuigd dat in iedereen iets goeds zat en dat dit versterkt kon worden door net dit goede eruit te lichten en aandacht te geven. Ook hiermee kwam hij lang voordat Baden Powell dit punt aanhaalde.
In 1841 werd hij in Turijn tot priester gewijd. Hier vond hij ook het begin van zijn levenstaak: het opvangen en opvoeden van de verwaarloosde jeugd. Door de overtuiging en vastberadenheid waarmee hij deze taak op zich nam werd hij vaak met de neus nagekeken, want wat is dat nu voor priester die zich de hele dag met die schelmen bezighield? Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij de bijnaam: “Capo dei Birboncelli” of vertaald: “Aanvoerder der schelmen” kreeg. Zelfs werd er gedacht dat hij gek was, maar toen hij de twee priesters, die hem heimelijk naar het gekkenhuis wilden brengen, zelf in de koets had opgesloten en laten afvoeren naar het gekkenhuis, was ook dit idee de wereld uit.

 

Wat de opvoeding van de jeugd betreft trachtte hij met goedheid en inzicht de kinderen tot zelfbeheersing op te wekken zonder gebruik te maken van enig dwangmiddel. Hij had geen speciale code of methode. Het enige wat hij deed was zichzelf in de wereld van de jeugd in te leven. Hij handelde naar ingeving. Vaak ging zijn werk gepaard met wonderbare verschijnselen.
Toen het aantal kinderen dat naar hem toe kwam uit de hand begon te lopen ging hij op zoek naar een goed onderkomen voor deze jeugd. Bij dit zoeken werd hij steeds van het kastje naar de muur gewezen, tot hij besloot om zelf patronaten en kerken te gaan bouwen. Hij begon de bouw zonder ook maar een stuiver op zak. Toch vond hij telkens weer een weg om aan geld te komen, zij het door huisbezoeken, tombola’s, prijsvragen of gewoon door schenkingen. Het geld kwam altijd binnen als hij het nodig had. Hij schrok zelfs niet terug om met een nog groter patronaat te beginnen toen de nieuwbouw van een patronaat door een rampspoed volledig in elkaar was gestort. Ondanks dat er zoveel geld met de bouw van de patronaten, kerken en seminariums gemoeid was, had Don Bosco zelf haast nooit geld. Toen hij stierf was hij zelfs nog te arm om die dag de bakker te kunnen betalen.
Om zijn werk na zijn dood zekerheid van bestaan te geven stichtte hij de Congregatie der Salesianen. Dat dit een goede stap was, blijkt vandaag wel. Zijn werk wordt nog steeds voortgezet.

 


D
on Bosco was een hard werker, hij rustte haast nooit. Hij had dan ook een devies: we leven niet om te rusten, na dit leven is daar nog tijd genoeg voor. Zo stierf hij op 31 januari 1888 te Turijn. Hij was helemaal versleten en afgeleefd, maar hij had zijn doel bereikt: de jeugd werd opgevangen en kreeg een behoorlijke opleiding en zijn werk zou na zijn dood voortgezet worden.
Don Bosco werd in 1934 door paus Pius XI heilig verklaard.